P&Q

P&Q

Stefaan Durft!

Alle taksen vlak naar 15% en 0% voor vennoot-schappen

KISS-PACT: Fiscale redesign gericht op forse economische structurele relance
én afbouw van het overheidsbeslag meer dan ooit hoogdringend!
Zowel overheidsbeslag als belastingen zijn in België altijd veel te hoog gebleven in vergelijking met de andere Europese landen. Desondanks krijgen wij slechts middelmatige kwaliteit terug:
  • Mobiliteit en milieu zijn rampzalig
  • de complexiteit van onze staatsstructuur is nefast voor onze efficiëntie en veroorzaakt een verlammende regeldrift
  • de kwaliteit van het onderwijs gaat achteruit,
  • er is onvoldoende preventie in de gezondheidszorg.

De activiteitsgraad van de Belgische bevolking is substantieel slechter waardoor de exponentieel stijgende vergrijzingskosten (pensioenen én gezondheidszorgen) alsmaar moeilijker te financieren zijn.

Wanneer een overheid te groot is én teveel geld uitgeeft gaat het economisch slechter precies omdat te weinig actieven de stijgende rekeningen moeten betalen.

Elk protest tegen hoge belastingen is gerechtvaardigd voor zover het tevens een aanzet is tot het doorvoeren van belangrijke structurele besparingen op het overheidsapparaat. Dit is enige realistische manier om de belastingdruk af te bouwen.

De prioriteit is dan ook zeer duidelijk: Er moet gesaneerd worden in de overheidsuitgaven! HOE?
  1. door een drastische vereenvoudiging door te voeren in de organisatie van de staatshuishouding
  2. door administratieve processen tot de noodzakelijke essentie te beperken.

Het einddoel is een efficiënte en krachtdadige overheid “ten dienste van de burger” die zich beperkt tot de kerntaken.

Belastingen mogen geen rem zijn op de economische ontwikkeling. Ze moeten arbeid en ondernemerschap stimuleren om de activiteitsgraad op te krikken en evenwicht te krijgen in de verstoorde balans tussen teveel steuntrekkers en te weinig actieve bevolking. Belastingen moeten eenvoudiger, eerlijker, efficiënter en vooral lager voor de hardwerkende Belgen.
Tijd voor actie!
De CORONA-crisis heeft een uniek en urgent momentum gecreëerd. Bedrijven moeten geloof krijgen dat het terug goed komt zodat ze investeringen durven doen. Men moet in de eerste plaats perspectief krijgen op binnenlandse en buitenlandse afzet. Met investeringen en economische groei worden jobs en koopkracht gecreëerd. Bedrijven kunnen niet zonder klanten en omzet. Consumenten zullen maar consumeren als ze hiertoe met werken voldoende netto-middelen kunnen verdienen.

Sedert 1990 stagneren de gezinsbestedingen en kennen wij nauwelijks nog economische groei (minder dan 2%). De beperkte groei komt van de groei van de bevolking.

Binnen de eigen nationale grenzen is economische groei afhankelijk van slechts twee factoren. Hoeveel mensen werken er én hoe productief zijn zij. In België veroudert de bevolking, maar tegelijk zijn er teveel mensen inactief. De productiviteit groeit ook nauwelijks. Met onze “open economie” zijn wij dan ook erg afhankelijk van de algemene economische conjunctuur en de export.

We moeten nu met zijn allen actie ondernemen:
  • want de druk van veranderende omstandigheden zal blijven toenemen
  • want we moeten nu met zijn allen in de eerste plaats onze structurele handicaps wegwerken (door een gebrek aan flexibel werken gaan nu reeds meer dan 10% van de retail-uitgaven naar buitenlandse webshops)
  • want we moeten nu inzetten op het uitspelen van onze troeven (bijvoorbeeld onze centrale ligging maar dan wel met een performante infrastructuur).

Afwachten is geen optie of we missen de trein en “inlopen” is altijd veel duurder. De maatschappelijke uitdagingen waarvoor we staan zoals de milieuproblematiek moeten aanleiding zijn voor het ontwikkelen van een offensieve aanpak gericht op innovatie om terug aan te sluiten bij de kop van het technologisch peloton.

Voor de relance na CORONA vormen een gebrek aan consumentenvertrouwen en ondernemerschap, wat kan leiden tot deflatie, de grootste bedreiging voor onze welvaartstaat.

De structurele lage rente is dé opportuniteit voor de huidige generatie. Zolang de economische groei hoger blijft dan de rentekosten daalt de overheidsschuld automatisch. Dit voordeel moeten wij maximaal benutten.
Het ideale belastingstelsel
Waar we het allemaal over eens zijn is dat er in elke staatshuishouding een gemeenschappelijke geldreserve moet opgebouwd worden om de “echte” hulpbehoevenden te helpen. ziektezorg, onderwijs, mobiliteit en veiligheid moeten gegarandeerd zijn en blijven. Alle mensen die “kunnen” werken leveren hiertoe hun bijdrage.

We denken vernieuwend en vragen ook geen bijdrage vanwege de hulpbehoevenden. Wie puur van belastinggeld (vanuit de gemeenschappelijke reserve) leeft, betaalt geen belastingen.

Een belangrijk ankerpunt is het bestaansminimum (momenteel ca. 940 EUR/maand voor een alleenstaande). Voor wie werkt moet de belastingvrije schijf evident hoger zijn dan het leefloon.

Werken moet terug aantrekkelijker. Door de belastingvrije som op te trekken zijn in eerste instantie de werknemers met de lagere lonen de absolute winnaars. Stellen we het vastgelegde bedrag van de belastingvrije som (basisbedrag) vast op bijvoorbeeld 1.250 EUR/maand dan hoeft er nog slechts een discussie gevoerd te worden over:
  • de bijkomende belastingvrije sommen wegens kinderlast en/of andere personen ten laste;
  • welke aftrekposten er nog mogelijk zijn;
  • het belastingtarief dat voor inkomen uit arbeid bij voorkeur één uniforme vlaktaks is.

De berekening van de belastingen moet door de burger begrepen worden en na te rekenen zijn. Enkel op die manier zijn belastingen voldoende sturend
Vlaktaks
Enkel een vlaktaks biedt de burger de mogelijkheid om zonder hoofdbrekens te berekenen welke de fiscale gevolgen zijn van zijn economische gedrag.

Op basis van eigen voorkeur kunnen beslissingen genomen worden tussen (meer) inkomen en vrije tijd. Met een vlaktaks weet iedereen welke de fiscale consequenties zijn van parttime werk, overwerk of bonussen.

Het is ook een fair systeem ongeacht de samenlevingsvorm. Zo wordt nu voor gehuwden het huwelijksquotiënt toegepast waarbij de kostwinner een gedeelte van zijn komen fictief kan laten belasten bij de thuiswerkende partner om zodoende de progressiviteit van de belastingen te milderen. Feitelijk samenwonenden kunnen dit niet maar kunnen daar toch een mouw aan passen door beiden parttime te gaan werken zodat men terug minder belastingen betaalt in vergelijking met een fulltimer. En de alleenstaande? Die is sowieso altijd de pineut onder een progressief belastingstelsel.

Gelijk werk verdient een gelijk loon. Er is niets eerlijk aan een bakker die vanaf het ogenblik dat hij meer dan 500 broden verkoopt een stuk minder overhoudt dan aan zijn eerste verkoop. En waarom zou het eerlijk dat iemand die minder werkt relatief meer kan overhouden? Tegelijk maakt een uniforme vlaktaks een einde aan de kritiek dat juist hoge inkomens het meest profijt halen uit fiscale aftrekposten. Met een vlaktaks is de fiscale winst voor iedereen dezelfde. 

Critici tegenover de vlaktaks argumenteren dat omwille van het ontbreken van de progressiviteit er geen herverdelend effect meer speelt van de rijkere naar de minderbegoede burgers. Dit argument was valabel in een tijdsgeest waarbij de welvaartsstaat nog in ontwikkeling was. Vandaag is de Belgische welvaartstaat in vergelijking met andere landen zeker afdoende ontwikkeld. Het is niet langer een valabel argument. Zo blijkt uit onze beperkte activiteitsgraad dat het herverdelende effect van de huidige progressieve tariefstructuur minimaal is in verhouding tot de nivellerende werking van allerhande uitkeringen waardoor de prikkels om actief te zijn afnemen in kracht.

Zo kennen we binnen ons land het perverse effect van de werkloosheidsval. Bepaalde burgers vinden het niet langer voldoende economisch interessant om te werken. Men berekent dat – ten gevolge van het belastingstelsel – het voordeliger is te kiezen voor een sociale uitkering. Het gekke is dat dergelijke situatie vooral ontstaat in een actief uitgebouwde sociale welvaartsstaat, met hoge uitkeringen bij werkloosheid (enkel in België onbeperkt in de tijd), gecombineerd met een veel te hoge fiscale druk op werken. Hoge fiscale druk die nodig is en precies in het leven geroepen is om de welvaartsstaat te kunnen blijven financieren. En… de slinger slaat nog verder door: wegens te laag inkomen heeft men recht op een sociale woning tegen voordeeltarief, een (hogere) studiebeurs voor de kinderen. Bovendien zijn er nog leuke meevallers: men bespaart op kosten voor woon-werk verkeer, kosten voor kinderopvang, …

Zeer zeker draagt een goed gekozen vlaktaks-tarief met een zeer beperkt aantal korven van aftrekposten (die de strategische keuzes van het beleid moeten ondersteunen) bij tot een sterke vereenvoudiging van het fiscaal systeem. Precies door de complexiteit rond honderden aftrekposten, uitzonderingen, feitenkwesties en alle oeverloze discussies als gevolg hiervan bij fiscale controles is het huidig stelsel TE duur, TE fraudegevoelig en TE onrechtvaardig. Wie nu geen beroep doet op een fiscalist betaalt gegarandeerd te veel belastingen. Voegen wij hieraan alle verschillende soorten belastingen die de verschillende overheden innen toe dan wordt het helemaal onleefbaar.
Richtinggevende voorstellen
Economisten zijn het er over eens dat vennootschapsbelastingen, gevolgd door directe belastingen, tot de meest groei belemmerende en economisch meest schadelijke belastingen behoren.

Complexe belastingsystemen worden als oneerlijk ervaren en veroorzaken hoge kosten voor advies en controle door de overheid. Er dient dan ook gesnoeid in de fiscale aftrekposten en verschillende gunstregimes of ze moeten op een andere manier gecompenseerd worden. Zo kunnen maaltijd- en ECO-cheques vervangen worden door een netto betaling op de loonfiche.

Een verlaging van belastingen heeft tot doel het gedrag van de belastingplichtige te beïnvloeden. Zo dient de verlaging van de belasting op arbeid substantieel te zijn om zoveel mogelijk burgers te activeren tot werken.

We kunnen het niet genoeg beklemtonen dat de burger moet kunnen begrijpen hoe het belastingsysteem in elkaar steekt. Enkele voorbeelden (niet limitatief!) van wat de meeste burgers als onbegrijpelijk/onverantwoord ervaren:
  • werkbonussen zijn een belastingkorting voor de laagste lonen maar ze blijven onzichtbaar voor de werknemer;
  • de (begrensde) aftrek voor forfaitaire beroepskosten is complex en wordt beter afgeschaft en vervangen door een lager algemeen belastingtarief;
  • De Bijzondere Bijdrage voor Sociale Zekerheid (BBSZ) voor de werknemer wordt best afgeschaft;
  • het eenheidsstatuut (geen enkel verschil tussen arbeider of bediende) moet nog
  • altijd volledig afgewerkt en de RSZ-bijdragen geharmoniseerd tot één tarief.
Belastingen op arbeid: vlaktaks van 15%
Om iedereen aan te zetten tot werken is het aangewezen om een voldoende hoge belastingvrije som in te voeren van 15.000 EUR/jaar per belastingplichtige. Dit is ca. 33% hoger dan het leefloon.

Omwille van transparantie worden de forfaitaire beroepskosten afgeschaft en wordt er een uniforme vlaktaks van 15% op het netto-inkomen op arbeid vooropgesteld.

Indien de RSZ-bijdragen voor werknemers altijd gerekend worden aan het uniform tarief van 13,07% (en de BBSZ wordt afgeschaft) dan is de belastingberekening voor werknemer met een bruto-inkomen van 2.000 EUR/maand heel eenvoudig als volgt te berekenen:
Het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen (GGMMI) in België bedraagt thans ca. 1.600 EUR/maand. Voor deze werknemers zou het netto-jaarinkomen 18.587,63 EUR bedragen of ca. 7.307,63 EUR meer dan het leefloon op jaarbasis. Toch wel een zeer forse hefboom welke aanzet tot activering van de beroepsbevolking.
Maaltijd- en ECO-cheques
Werkgevers kunnen maximaal voor 240 (gewerkte) dagen maaltijdcheques voorzien waar voor 6,91 EUR per cheque tussengekomen wordt. Dit komt gemiddeld neer op 138,20 EUR/maand. Ook ECO- cheques zijn jaarlijks voorzien voor een budget van (gebruikelijk) 250,00 EUR/jaar of gemiddeld 20,83 EUR/maand.

Om te besparen op nutteloze administratie- en beheerkosten dienen deze tussenkomsten maandelijks belastingvrij te gebeuren en afgerekend worden op de loonbrief als een netto-betaling.
Belastingen op onroerend inkomen
Er is een ruime consensus over het feit dat het Kadastraal Inkomen (KI) in veel gevallen geen goed criterium is om de te belasten huurwaarde te berekenen.

Er stelt zich geen probleem voor de enige eigen woning die een belastingplichtige zelf bewoont. Het onroerend inkomen van de eigen woning is immers vrijgesteld van belastingen. Heeft de belastingplichtige een tweede verblijf die hij zelf gebruikt of een ander eigendom die particulier wordt verhuurd dan wordt de eigendom belast in de personenbelasting op basis van het jaarlijks geïndexeerd KI, verhoogd met 40%. Verhuurt u een pand aan iemand die het gebruikt voor beroepsdoeleinden dan wordt u belast op de werkelijke huur verminderd met een kostenaftrek van 40% (met als maximum 2/3de van het jaarlijkse geherwaardeerde KI).

Hoe dan ook is er voor onroerend inkomen een dubbele belasting want elke eigenaar betaalt reeds onroerende voorheffing (berekend op het jaarlijks geïndexeerde KI). Omdat dubbele belastingen pervers zijn dient de onroerende voorheffing dan ook afgeschaft te worden. Voor het 2e en volgende eigendom zou de belasting op de werkelijke huurinkomsten aan een belastingtarief van 15% (zonder toepassing van kostenforfait, behoudens voor wat voorzien is in de hierna toegelichte “korven voor aftrek”) dan ook een goede benadering zijn. Gaat het over 2e verblijf dan dient de normale huurwaarde als berekeningsbasis. Bij verhuring aan derden moeten periodes van leegstand en niet-betaling van huur (mits voorlegging van aanmaningen voor achterstallen) uiteraard vrijgesteld worden. Betaling van achterstallen worden dan belast op het moment van de inning van de achterstallen verminderd met de bewezen innings- en procedurekosten gemaakt bij derden. Om oeverloze discussies te vermijden omtrent normale huurwaarde dienen experten een simulator te ontwerpen welke door de overheid gevalideerd wordt. 

Een meerwaarde-belasting kan enkel weerhouden worden in geval van speculatie. Dit kan nooit toegepast worden op de eventuele meerwaarde bij de verkoop van de woning die men zelf bewoont (en zijn domicilie heeft). Voor andere woningen zou een meerwaarde-belasting van 15% kunnen voorzien worden in geval van verkoop binnen de 5 jaar. De berekeningsbasis van de meerwaarde is de verkoopprijs onder aftrek van de aankoop- en renovatiekosten.
Belastingen op roerend inkomen
Op vandaag zijn enkel de interesten op klassieke spaarrekening voor 990,00 EUR/jaar per belastingplichtige vrijgesteld van Roerende Voorheffing (RV).

In het Belgisch systeem is er een enorme complexiteit in de tarieven van RV. Zo bedraagt het tarief op spaarrekeningen 15%, daar waar bepaalde dividenden op aandelen eveneens aan 15%, maar ook aan 30% kunnen worden belast. Hoe het zit met (gemengde) fondsen en andere beleggings-producten laten behandelen we bewust niet. Weet alleen dan men soms “omdat men het zelf niet zeker is” spontaan het hoogste tarief toepast …

Vooreerst zou er een vrijgestelde schijf moeten zijn, ongeacht het type van roerend inkomen. Of men nu interesten bekomt uit spaarrekening, of termijnrekening, of obligaties, of ander beleggingsproduct, zo ook wat betreft de dividenden op aandelen.

Anderzijds is een RV van 30% in vergelijking met andere landen veel te hoog. Nederland (waar het 15% is) denkt zelf na over een afschaffing, Frankrijk verlaagde naar 12,80% en het Verenigd Koninkrijk heeft er geen. Bovendien kan de Belg de RV die hij betaalt in het buitenland niet verrekenen met de RV in België, hij betaalt dus nog eens dubbel! (nadat hij reeds belast werd op het inkomen welke eerst moest verdiend worden om de belegging te kunnen doen).

Het hoeft dan ook geen betoog: de RV moet voor alle roerende inkomsten uniform op hoogstens 15% worden gebracht.

Om speculatie en destabilisatie van de aandelenmarkt tegen te gaan is een speculatie-taks op aandelen wenselijk. Op aandelen die binnen het jaar terug worden verkocht met meerwaarde zou een speculatie-taks van 30% kunnen toegepast worden. Aandelen die langer dan 1 jaar maar minder dan 3 jaar worden aangehouden zouden dan een speculatie-taks van 15% ondergaan. Worden aandelen meer dan 3 jaar bijgehouden wordt dit beschouwd als historische meerwaarde waarop niet langer belastingen verschuldigd zijn.
Stimulerende fiscale aftrekkorven
Omwille van de eenvoud, maar ook de betaalbaarheid van de vlaktaks, dient gesnoeid in de wildgroei van gunstregimes en fiscale aftrekposten.

Niettemin zijn bepaalde fiscale aftrekposten toch van essentieel belang om het beleid te kunnen sturen voor de echte maatschappelijke uitdagingen.
Zo zijn het stimuleren van pensioenvoorzieningen en de omslag naar de groene economie zeker belangrijke prioriteiten die een forse stimulans verdienen. Omdat bedrijven en ondernemingen omwille van de CORONA-lockdown hun kapitaalreserves hebben moeten aanspreken is het fiscaal stimuleren van herkapitalisatie of versterken van het eigen vermogen van bestaande én opstartende ondernemingen evenzeer een essentiële maatregel.

Per belastingplichtige kunnen dan ook drie fiscaal aftrekbare korven worden gecreëerd voor een jaarlijkse maximale aftrek (ongeacht de hoogte van het inkomen) van 3.000 EUR per belastingplichtige per korf voor:
  • pensioen- en lange termijnsparen;
  • groene investeringen zoals isolatie van woning, installatie van zonnepanelen, installatie van warmtepomp, eventuele andere energiebesparende investeringen zoals de aanschaf van elektrische wagen en/of fiets (te bewijzen op basis van facturen met de mogelijkheid afschrijvingen te doen over maximaal 5 jaar);
  • ter beschikking stellen van middelen ter versterking van de kapitaalstructuur van de ondernemingen. Dit kunnen varianten zijn op de vroegere wet Cooreman-De Clercq, TAX-shelter, WIN-WIN lening.

Op de jaarlijkse bestedingen wordt telkens 30% belastingvermindering verrekend. Deze fiscale aanmoedigingen zijn fors maar helpen ook voor het oplossen van de maatschappelijke pijnpunten waarvoor een inhaalbeweging noodzakelijk is. Ze vormen ook een compensatie voor andere aftrekposten en/of tussenkomsten die zullen vervallen.
Wat wordt afgeschaft?
Gelet op de verhoging van het belastingvrij minimum én de invoering van een vlaktaks op inkomen uit arbeid van slechts 15% worden afgeschaft:
  • forfaitaire beroepskosten en de mogelijkheid tot het bewijzen van werkelijke beroepskosten;
  • de vrijstelling voor tussenkomst woon/werk verkeer en de aantrekkelijke fiscale regeling voor bedrijfswagens;
  • de dienstencheques en de aftrek van huispersoneel;
  • de fiscaal vrijgestelde bonussen en/of winstpremies;
  • het gunstregime op inkomsten onder de vorm van auteursrechten;
  • de fiscale aftrek voor betaling van onderhoudsgelden (maar onbelast bij de genieter);
  • de aftrek van kosten voor kinderopvang;
  • de toepassing van huwelijksquotiënt.

Maar om de economische groei te ondersteunen, de balans werk/privé te optimaliseren en bepaalde beleidsdoelstellingen te halen worden werkgevers aangemoedigd om intercompany duidelijk afgebakende voorzieningen en/of kosten ten laste te nemen als kost eigen aan de onderneming.
Flankerende en beleidsondersteunende voorzieningen en/of vergoedingen
Om het thuis- en telewerken te stimuleren, wat positief is voor privé/werkbalans (minder reistijd), maar tevens om het file probleem deels op te lossen én tegelijk de CO2-uitstoot te verminderen, kunnen werkgevers een fiscaal vrijgestelde onkostenvergoeding betalen aan hun werknemers.

Dergelijke home-office vergoeding dient realistisch te zijn en moet derhalve meer bedragen dan de huidige RSZ-forfaits van amper 145 EUR/maand (inclusief internetverbinding). Er kan een forfait vastgelegd worden van 250,00 EUR per maand voor een fulltime werknemer die minstens 3 dagen per week van thuis uit werkt. Werkt iemand minder dagen van thuis uit of parttime, dan wordt een pro-rata verhouding berekend.

Wie beroepshalve een bedrijfswagen nodig heeft (bv. een handelsvertegenwoordiger) kan de wagen ook privé gebruiken maar dan wordt het privégebruik als voordeel van alle aard (VAA) tegen de volgens eenvoudige raming berekende kost belast in de personenbelasting. In dit geval zal volgens de catalogusprijs van de wagen inclusief BTW met uniforme mark-up voor andere kosten in verhouding tot de afgelegde kilometers voor zuiver woonwerkverkeer ten opzichte van het totaal jaarlijks afgelegde kilometers het VAA vastgelegd worden. Het komt er op neer dat experten terug een eenvoudige simulator vastleggen welke door de overheid aanvaard wordt.

Met als doelstelling de arbeidsmarkt zo flexibel mogelijk te organiseren kan elke fulltime werknemer die het zelf wenst (een schriftelijke verklaring volstaat), zonder dat hier papierslag en derden-overleg nodig is, onbeperkt bij dezelfde werkgever overuren presteren zonder dat de werkgever hierop een toeslag verschuldigd is. De normale RSZ-bijdragen en vlak-taks blijven van toepassing. We kiezen hier bewust voor fulltime medewerkers teneinde “job-shoppen” tussen verschillende werkgevers te ontmoedigen. Maar wie fulltime werkt, ongeacht zijn statuut (inclusief zelfstandigen met hoofdberoep, ook gepensioneerden) kan fiscaal vrijgesteld werken onder statuut van flexi-job welke dient te worden uitgebreid naar alle sectoren. De sociale bijdragen (te betalen door de werkgever) blijven wel van toepassing.

Om de werkgever aan te moedigen op een actieve manier aan werknemersretentie te doen, maar ook om de pensioenopbouw te stimuleren, kan de werkgever zowel collectief (alle werknemers) als op individuele basis (selectie van werknemers) een systeem van aanvullend pensioen invoeren voor zijn werknemers voor maximum 2.500 EUR per jaar voor een fulltime medewerker.

Als compensatie voor de afschaffing van de dienstencheques en aftrek van opvangkosten kan de werkgever eveneens fiscaal vrijgestelde poetsdiensten en kinderopvang voor zijn medewerkers zelf organiseren en bijdragen in de kosten à rato van maximum 10 uur per week/ medewerker. Er kan een toeslag in het urenpakket worden toegepast naargelang het aantal kinderen ten laste en/of in functie van leeftijd en/of bijzondere situatie van het kind (onder meer kind met beperking). Deze categorie zou verder kunnen uitgebreid worden naar “feel good budget” waarbij psychologische assistentie, een taakleerkracht voor kind met leerstoornissen, ….. ook met het afgelijnde budget kunnen worden betaald.

Het voordeel van deze categorie van beleidsondersteunende maatregelen is dat de overheid samen met de bedrijven – die er tevens belang bij hebben te investeren in “werknemersretentie” en het optimaliseren van de balans werk/privé – een partnership ontwikkelen voor de financiering van initiatieven die het weggevallen van fiscale aftrekposten in de privé personenbelasting compenseren maar tegelijk de beleidsdomeinen ondersteunen.
En wat met de vennootschapsbelasting en de fiscaliteit voor de bedrijfsleiders?
Vanuit economisch oogpunt is de vennootschapsbelasting een onzinnige belasting. Vennootschappen zorgen door te investeren voor toegevoegde waarde en tewerkstelling. Op de toegevoegde waarde int de overheid indirect belastingen (via de BTW-heffingen). Op de lonen worden RSZ-bijdragen en directe belastingen ingehouden. Ook de bedrijfsleiders betalen op hun wedde sociale bijdragen en directe belastingen.

De vennootschapsbelasting is tevens een dubbele belasting. Wanneer een vennootschap winst maakt en die uitkeert als dividend, dan wordt er steeds roerende voorheffing betaald.

We stellen vast dat landen met te hoog tarief Vennootschapsbelasting, om toch aantrekkelijk te zijn, (vooral met het oog op het aantrekken van multinationals) kwistig zijn met overheidssubsidies, aftrekposten allerhande (zelfs op maat van wie men wenst aan te trekken), inclusief complexe systemen zoals de notionele interestaftrek. Het afschaffen van alle subsidies en aftrekposten is dan ook aangewezen teneinde de vennootschapsbelasting op 0 te brengen. Gedaan met inbreuken tegenover de Europese concurrentieregels én een gelijk speelveld tussen onze nationale bedrijven en de multinationals.
Wie snelst durft! inzetten op forse economische relance wint!
Een andere vrij optimale taxatie-strategie in onze geglobaliseerde wereld zou erin bestaan om een brede uniforme belastingbasis te vinden die overal in alle continenten wordt toegepast. Dit kan een algemene TAX zijn op financiële transacties (als %age op alles wat met betalingsverkeer circuleert) of een %age op omzet. Het is echter utopie dit op middellange termijn politiek voor elkaar te krijgen.

De maatregelen die worden voorgesteld zijn inderdaad verregaand maar essentieel om een positieve schok te geven aan de Belgische economie. Alleen op die manier zullen wij voldoende aanzetten tot krachtig/veelvuldig ondernemen, terug aansluiten bij de top voor groene economie én kunnen activiteiten (bijvoorbeeld de logistieke diensten rond e-commerce) teruggehaald worden uit het buitenland zodat de verkopen in België belasting- BTW- en RSZ-inkomsten kunnen opleveren.

Veel van deze recepten werden reeds succesvol toegepast in het buitenland. Zo liet Ierland in recordtempo de crisis achter zich door de vennootschapsbelasting te verlagen tot 12,5%! De kracht zit in het optimaal afstemmen van de aanpassingen gekoppeld aan een strikte en snelle timing.

En nog eens, we weten dat alleen wanneer de economische groei hoger is dan de rente de overheidsschuld automatisch kan dalen. Het is nu of nooit om te durven!
 Stefaan Nuytten

 Kandidaat Voorzitter Open-VLD
www.nuytten.be
stefaan@nuytten.be